In de bibliotheek van Museum Beelden aan Zee is een vitrine ingericht met werk van de, in december j.l. overleden, beeldhouwer-penningmaker Wilfried Put (1932-2016).
Wilfried Put werd in 1932 in De Rijp, Noord-Holland, geboren in het gezin met elf kinderen van de hoofdonderwijzer van de katholieke dorpsschool.
Na de ambachtsschool werkte hij bij de edelsmederij Brom, in Utrecht. Op zijn 17e besloot Wilfried zich verder te scholen als edelsmid, en verliet de fabriek om naar de kunstnijverheidsschool in Amsterdam te gaan. Na deze opleiding werkte hij als technisch assistent bij de beeldhouwers Cor Hund en Johan van Zweden. Hund en vooral zijn vrouw Willie Hund-Smit, stimuleerde hem verder te gaan met beeldhouwen en naar de Rijksakademie in Amsterdam te gaan. Daar werd, naast Cor Hund, Piet Esser zijn inspirerende docent.
Wilfried Put maakte beelden voor onder meer de gemeentes Zandvoort, Bolsward, Amsterdam, Leusden en Rotterdam. Tijdens zijn lange loopbaan vervulde hij ook docentschappen aan de kunstacademie Minerva te Groningen en bij Stichting Crea, aan de Universiteit van Amsterdam.
De grote liefde van Put was de penningkunst. De Vereniging voor Penningkunst gaf hem in 1962 de opdracht tot de Breitnerpenning. Later kreeg hij van dezelfde vereniging de opdracht een penning met de afbeelding van Piet Esser te ontwerpen. Hij heeft vele penningen ontworpen. Zo creëerde hij in 1978 de penning voor de Charlotte van Pallandtprijs, de prijs was door de beeldhouwster Van Pallandt ingesteld om beeldhouwers aan te moedigen.
“Voor mij is een penning het liefst een portretpenning, dat vind ik het meest interessante. Je bent met mensen bezig. Alles van diegene die erop staat moet er ook staan, alles wat je van die persoon weet raap je op en stop je in het portret. Dat gaat met vormen, natuurlijk, daardoor ontstaat compositie, dikte en hoogte en de expressie. Alles wat de geporteerde persoon naar buiten brengt moet erin. Het is niet zomaar een momentopname, een kiekje, het moet meer zijn, je moet de geportretteerde ‘aanraken’. Een keerzijde is er bijna niet in mijn werk, dan was het eigenlijk al klaar. Zo’n achterkantje is een noodzakelijk kwaad. Meestal moet er een naam, datum en de sociale status op, en dat interesseert me niet zo.” Wilfried Put, 20 december 2016.
Op een paar uitzonderingen na heeft hij de penningen niet geboetseerd, behalve in de allereerste opzet. Door raspen, krassen en schuren schoven de vormen over een schijfje droge klei, totdat ze hun plek en vorm gevonden hadden. Tijdens de eerste fase was de penning nog ongeveer 80 mm Ø, met elke volgende staat, waarbij de klei kromp, werd de penning kleiner.
Wilfried begon vanuit het figuratieve, gedurende het werk werd de penning abstracter, dan kwamen de andere aspecten van de beeldhouwkunst meer en meer naar voren: het vormenspel en de compositie.
In de vitrine liggen naast voltooide penningen, ook voorstudies, tekeningen, verschillende staten van penningen, foto’s en briefjes.
In de bibliotheek staat van Wilfried het beeld/reliëf Massa, een bronzen rechthoek met koppen, waarin de portretten van de verschillende penningen te herkennen zijn, aan één zijde zijn de penningen positief en aan de andere zijde negatief. Het bronzen beeld is gemonteerd op een houten kistje, afkomstig uit het atelier van Wilfried. Vermoedelijk zijn het houten kistje en de houten boetseerbok –een geschenk van de erven van Wilfried Put aan het museum- ooit gebruikt door de beeldhouwer Johan Reicher (Berlin-Niederschönhausen, 1895- Amsterdam 1963), de voorganger van Wilfried in het atelier in de Bellamystraat in Amsterdam.
De expositie in de bibliotheek van het museum geeft inzicht in de achtergrond van een aantal penningen van een uitzonderlijke beeldhouwer/penningmaker.