Jet Schepp (1940) werd in de jaren 1964-1969 opgeleid als beeldhouwer aan de Rijksakademie in Amsterdam. Haar belangrijkste leraren waren Piet Esser (1914-2004) en Paul Grégoire (1915-1988). Beide leermeesters, elk op zijn eigen manier, wakkerden al tijdens haar studie haar interesse voor het maken van penningen aan. Schepp is een van de vele oud-leerlingen die behoren tot de zogeheten School van Esser, die de Nederlandse penningkunst vanaf midden jaren vijftig van de twintigste eeuw een nieuwe artistieke impuls gaf.
Met het winnen van de gouden medaille van de Prix de Rome sloot Schepp in 1969 haar opleiding succesvol af. De academie gaf haar een solide basis om een eigen visie te ontwikkelen. Voor haar is kunst een vertaling van de werkelijkheid. Daarom kiest zij bij zowel haar driedimensionale werk als de penningen voor een natuurgetrouwe weergave van de menselijke figuur. Haar werk valt op door zijn doordachte concept, het verhalende karakter en de speelsheid van de compositie. “Spelen met ideetjes” is wat zij in de begrensde ruimte van een penning graag doet. Dat plezier deelde zij met Grégoire, met wie zij in 1979 trouwde, die het maken van penningen “een serieus spel” noemde.
De eerste geboetseerde penningen maakte Schepp tijdens haar studie. Deze hadden muziek als thema. Zij speelde toen cello in een huiskamerorkest, waarvan Grégoire, die viool speelde, een van de oprichters was. Tijdens het samen spelen met anderen bestudeerde zij aandachtig de relatie die ontstaat tussen de mens en zijn instrument. Dit inspireerde haar tot het maken van penningen die deze relatie in een treffende compositie vatten. Voorbeelden zijn Kwartet (1968) en Josquin des Prez (1970), die door hun geboetseerde karakter en sterke beeldtaal de typering ‘sculpturale penning’ meer dan rechtvaardigen.
Zelf karakteriseert Jet Schepp haar penningwerk als volgt: “Het maken van penningen is een aantrekkelijke kant van het beeldhouwvak. Ze vormen een belangrijk deel van het oeuvre van mijn vroegere leermeesters Piet Esser en Paul Grégoire. De een had altijd wel zo’n plastisch geboetseerde juweeltje op zak, de ander was een expert in het negatief snijden. Mijn penningen zijn al dan niet in opdracht ontstaan naar aanleiding van huwelijk, geboorte, promotie of zomaar uit plezier om iets van het leven in die magische cirkel te vatten.”