De beeldhouwer Adriaan Rees (Amsterdam 1957) woont en werkt zowel in Nederland als China (Jingdezhen). Hij bedient zich van allerlei materialen en technieken. Zo werkt hij in keramiek, brons, gips, glas, textiel en steen, fotografeert en filmt hij, maakt hij installaties en losse objecten. Ook vervaardigt Rees al vanaf het begin van zijn carrière grote kunstwerken voor de openbare ruimte en regisseert hij grootschalige beeldenprojecten voor gemeenten en provincies waar samenwerking steeds een belangrijke rol speelt.
Rees studeerde eerst af als fysiotherapeut, waarna hij een opleiding aan de Gerrit Rietveldacademie in Amsterdam volgde alwaar hij in 1992 afstudeerde. Vanaf dat moment is Rees steeds in beeld geweest bij musea, galeries en in de openbare ruimte. Projecten in Nederlandse steden zoals Amsterdam, Leiderdorp en Gouda zijn afgewisseld met solotentoonstellingen in het Frans Halsmuseum, het Stedelijk museum Kampen en het Princessehof te Leeuwarden, naast tentoonstellingen in Japan en Korea.
Rond het jaar 2000 richtte Rees zijn aandacht op de cultuur en kunsttechnieken van het Oosten. In Japan studeerde hij aan het prestigieuze Tokenomori-instituut voor Keramische studies (Shigaraki) en in het INAX-lab (Tokoname). Hierdoor is hij zeer bekwaam in de Japanse keramiek en goed bekend met de productie ervan. Rees' voorliefde voor het Oosten beperkte zich niet tot Japan; voor ongeveer de helft van het jaar verblijft hij in zijn atelier in Jingdezhen, het centrum van de Chinese porceleinindustrie. In China, net als in Japan, is de eeuwenoude keramiektraditie nog altijd springlevend; deze heeft een blijvende indruk gemaakt op Rees, die zich veel bedient van de techniek en het materiaal.
Keramiek is bij uitstek geschikt voor de buitenruimte. Adriaan Rees gebruikt de keramiek echt als een beeldhouwersmateriaal, om sculpturen en grotere objecten mee te maken. Die kunnen in de openbare ruimte fungeren als kunstwerken, ter verfraaiing, of als monumenten.
De tentoonstelling The White Album bestaat uit verschillende episoden die te zien zijn in het Kabinet en de omliggende ruimten. Er zijn drie hoofdstukken: het centraal gelegen Kabinet is geheel wit uitgevoerd. De beelden zijn wit, de ruimte is wit gelaten en afgeschermd. Die wereld van een gasvormige witheid verwijst naar de Gipsotheek in het museum, maar ook naar de negentiende eeuw, waar nagenoeg alle sculptuur in gips op de salons werd gepresenteerd.
Op de Noordpatio is een presentatie te zien van muursokkels met koppen, die ook wel 'tronies' genoemd kunnen worden. Het zijn portretten van emotie en gevoel. Daarnaast zullen ook een tweetal grote portretten in de open ruimte getoond worden, speciaal gemaakt voor deze tentoonstelling.
De gangen zijn gevuld met beelden die te maken hebben met Wanderlust, dat aloude gevoel van onrust, het willen ontdekken van de wereld en van het unheimische dat nog steeds een belangrijke plek in onze cultuur inneemt. Rees put uit de Duitse Romantiek en het oeuvre van de beroemde schilder Caspar David Friedrich om grote thema's en vraagstukken, zoals onze plaats in de natuur of gevoelens van ergens thuishoren, bespreekbaar te maken. Door in Nederland en in China te wonen, door zich blijvend te verplaatsen, kan Rees zich in meerdere werelden thuis én ontheemd voelen. Voor het kunstenaarschap betekent dit een permanent onderzoek naar cultuur en natuur, naar gevoelens van 'thuis zijn' en blijvend reizen, en natuurlijk een permanent onderzoek naar de eigen herkomst en bronnen.
Voor Adriaan Rees is het van belang om te blijven nadenken over zijn rol als beeldhouwer voor de ruimte waarin hij zich bevindt. Die is groter dan alleen Nederland, alleen in zijn Chinese atelier, of alleen met zijn beelden in een museum. Rees is een wereldburger die niet ontheemd is en in verschillende culturen zijn thuis vindt.